Je ziet een rechthoekige driehoek `ABC` met zijden `a` en `b` gegeven. Je weet dan dus ook welke oppervlakte de vierkanten op die zijden hebben. Je hebt ontdekt dat je daaruit de oppervlakte van het vierkant op de langste zijde kunt berekenen. Doe dat en bereken daarmee de lengte van die langste zijde `c`.