Hieronder zie je twee wiskundeopgaven die je met leerlingen zou kunnen doen in de les.
Opgave 1:
De weg van Drachten naar Groningen heeft Geert met een gemiddelde snelheid van 80 km/h afgelegd. Vanwege het slechte weer ging de terugweg met een gemiddelde van 60 km/h.
Wat was de gemiddelde snelheid van Geert over de heen- en terugweg samen?
Opgave 2:
Op welk cijfer eindigt 280? En 435? En 678? En 999?
Een mogelijke manier voor het oplossen van opdracht 1 staat in de afbeelding..
Een leerling ziet deze uitwerking van jou, maar begrijpt niet goed hoe dit tot stand is gekomen. Zelf had de leerling namelijk opgeschreven:
(60+80 )/2 =70 dus 70 km/h
De leerling vraagt aan jou ‘Wat doe ik fout?’
a) Waar zit de denkfout van de leerling?
De leerling wil weten waarom de uitwerking van jou goed is en vraagt ‘Wat stelt die x voor?.
b) Wat zeg je dan?
Bespreek je antwoorden met een medestudent.