In een wiskundeklas worden op een dag de lengtes van alle leerlingen gemeten. De gemiddelde lengte van de jongens was 160 cm en de gemiddelde lengte van de meisjes 150 cm. Alena was de langste, zij was 180 cm. Zdenek was de kleinste, hij was 130 cm. In de klas zaten die dag evenveel jongens als meisjes.
Twee leerlingen waren die dag afwezig, maar de volgende dag zijn hun lengtes alsnog gemeten en de gemiddelde lengtes van de klas herberekend. Verrassend genoeg bleef de gemiddelde lengte van zowel de jongens als de meisjes onveranderd.
Welke van de volgende uitspraken kun je op basis van deze gegevens doen?
Onderbouw voor jezelf je keuze.